Oorlogsherinneringen uit Fochteloo.


Inleiding: Oorlogsverhalen uit Fochteloo.

In 1995 is door een commissie t.g.v. 50 jaar bevrijding een brochure samengesteld met oorlogsherinneringen van inwoners uit Fochteloo, niet iedereen is (nog) in het bezit van dit boekwerkje. De website geeft de mogelijkheid om de verhalen voor een groter publiek toegankelijk te maken.


Nederland viert 50 jaar bevrijding.

Fochteloo doet daar bescheiden aan mee.
Op 5 mei zijn er leuke activiteiten in en om het dorpshuis.
Daarnaast wilden we een kleine tentoonstelling maken van 'spullen' uit de oorlogstijd.
In plaats van spullen kregen we een groot aantal verhalen en herinneringen uit de oorlogstijd aangeboden. Sommige zaken hebben diepe indruk gemaakt.
Op deze site vindt u een aantal van die verhalen.
Ze zijn afkomstig van inwoners van Fochteloo.
Wij vinden het belangrijk dat ze worden vastgelegd.
Het laat mede zien hoe blij we mogen zijn met de situatie nu van vrede en vrijheid hier in Nederland.

5 mei 1995.

De feestcommissie

Martha Bakker,
Roelie Riemsma,
Corrie Boonstra,
Geert Cats,
Geertje Baron,
Gerke Rosema,
Alko Harms,
Wim Takman,
Nelle Raaphorst.



NAAR INDEX

Herinneringen aan de oorlogstijd door Jan Oosterkamp.

HERINNERINGEN AAN DE OORLOGSTIJD.

Aan een verzoek van de feestcommissie “ 5 Mei viering” om wat gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog zoals ik dat me herinner op te schrijven, wil ik graag voldoen.

Voor alle duidelijkheid, ik woonde toen opeen boerderijtje, aan wat nu de Vogelrijd wordt genoemd, nu woont H. van Borselen daar.

De oorlog begon “s nachts met veel gebrom van Duitse vliegtuigen en de andere morgen hoorden we op de radio dat de Duitsers ons land binnen waren gevallen. Het vreemde was dat we al waren bezet zonder dat we een Duitse soldaat hadden gezien, in die eerste oorlogsdagen. De postbode en andere mensen die voor zaken in Fochteloo moesten zijn, wisten wel degelijk te vertellen over doortrekkende Duitse soldaten in Oosterwolde. Wel kwamen er veel Duitse vliegtuigen vanuit het Oosten over Fochteloo vliegen, maar nadat Nederland zich had overgegeven bleef het even stil in de lucht.

Maar al heel gauw na de bezetting begonnen de Duitse vliegtuigen weer te komen vanuit het Oosten, en we hoorden dan de andere dag dat men Londen of een andere Engelse stad had aangevallen. Dat was dan op de radio of werd in de krant vermeld. En het waren juist de vliegtuigen waardoor wij eraan herinnerd werden dat er een oorlog aan de gang was. En wel in die mate, dat je met mensen die dat meegemaakt hebben daar nog tijden over kunt praten. En voor diegene die het niet meegemaakt heeft is het moeilijk om zich daar een voorstelling van te maken, maar ik zal een poging doen om nog weer wat van die oorlogssfeer naar voren te brengen.

Het duurde niet zo lang of de Engelse bommenwerpers gingen in de nacht naar Duitsland. Bijna elke avond als het goed weer was, hoorden we dan het aanzwellende gebrom. Als het dan ook nog helder was, stonden we achter het huis naar het Oosten te kijken. Daar was dan het ontvangst commitee van de Duitsers, dat moet in de buurt van Nieuweschans geweest zijn. We zagen dan allemaal sterretjes in de lucht, wat vermoedelijk luchtafweergeschut is geweest, en zoeklichten waarvan de stralen bijna tot aan Fochteloo toe kwamen.

Toen de Amerikanen zich ermee begonnen te bemoeien werd het nog veel erger. Dat zal ongeveer in 1943 geweest zijn, en die kwamen overdag. Op een morgen kwamen er een keer ongeveer 50 viermotorige bommenwerpers over. Dat vonden we al veel, maar het was nog maar het begin. De formaties werden steeds groter en niet zolang daarna telde ik er al ongeveer 700. Dat tellen was niet zo moeilijk, men vloog net als ganzen in een V-formatie, meestal 12 of 13, geloof ik. Door het aantal formaties te tellen had je een idee hoeveel vliegtuigen er ongeveer waren. Deze logge gevaarten gingen zo te zien onverstoorbaar hun weg. Maar dat was niet het geval, ondanks de bescherming van grote aantallen jachtvliegtuigen die de bommenwerpers begeleidden, waren de verliezen hoog. Er waren dan ook vaak luchtgevechten en stortten er vliegtuigen neer. Mij is niet bekend of er ooit een vliegtuig in Fochteloo is neergekomen, wel in de omliggende dorpen.

Bij Boven Smilde zag ik een eenmotorig vliegtuig neerstorten, dat ging het laatste eind zo snel, het was niet meer te volgen. Ook in Haule kwam er met een akelig gierend geluid een Amerikaanse jager naar beneden, en er werd al gauw verteld dat hij in een aardappelhoop was terecht gekomen. In het fotoboek Haule, dat verleden jaar is verschenen, is het politierapport over dit neerstorten van een vliegtuig vermeld. Het was op 22 December 1943, behalve een grote kuil vond men eigenlijk niets terug. Dat van de aardappelkuil was waar, want het rapport vermeldt dat landbouwer Heida f100 schade had geleden. Over de luitenant die daarbij werd gedood, wordt verondersteld dat hij zich nog in het wrak bevindt.

Op een zondagmorgen in November 1944 was er tegen twaalf een luchtgevecht, en op een gegeven moment kwamen er brandende brokstukken uit de wolken naar beneden vallen. Het was een viermotorige bommenwerper die in Haulerwijk neerstortte, maar waarvan de bemanning er nog tijdig uit kon springen. In de Weperpolder, in de buurt van Oenema,s zandafgraving, heb ik nog eens een Duitse jager zien liggen, dat was begin December 1943. Wij konden ons er nauwelijks iets bij voorstellen, maar hadden wel in de gaten, dat waar de vliegtuigen hun bommen lieten vallen, het een verschrikkelijke hel moest zijn. Maar van enig medelijden met de Duitsers was geen sprake. Integendeel, de Duitse bezetters werden in hun houding tegenover de Nederlanders steeds meedogenlozer, daarbij geholpen door de landwacht. Er waren razzia’s, jacht op onderduikers enz. en dat maakten de Duisters niet geliefder.

Tijdens de oorlog hadden we een radiocentrale en van de drie te ontvangen zenders was er een Duits, Die hadden dan wel eens aanstaan en hoorde je vaak het volgende bericht waarvan ik hoop dat ik het goed schrijf. “ Achtung, Achtung, eine luftlagenmeldung.” Dan werd er vermeldt dat er weer een zware luchtaanval te verwachten was en de vliegtuigen boven Holland waren. Men kon dan alvast de schuilkelders opzoeken. Wij hadden ze dan al gezien, grote formaties die de lucht vulden met grote condensstrepen. Veel mensen keken dan wel eens naar boven en er werd dan opgemerkt” ze kunnen ons er nooit genoeg op donderen”, wel een teken dat men de Duitsers zat was. Hoe groot de werking van een bom was, kon men ook in Fochteloo zien waar er enkele in het vrije veld vielen. In welk jaar weet ik niet maar er was opeens het gerucht dat er in het Jardingaveld een bom was gevallen. Het was waar en het was in een weiland aan wat nu de Helomaweg heet, tegenover de vuilstort, maar de juist plaats weet ik niet precies.

Op een zondagavond gingen mijn ouders, mijn zuster en ik daar even een kijkje nemen. Het was er behoorlijk druk, geen wonder, anders was er ook niet veel te beleven. Het was een behoorlijk gat en er werd gezegd dat als de eigenaar al plannen om een dobbe ( drinkplaats voor vee) te graven daar gauw mee klaar was. Anderen vonden dat niet verstandig, het water zou giftig zijn door de springstof uit de bom. Rondom de krater zaten in een grote omtrek ronde gaten in het weiland, om het gat was het gras zwart verschroeid. Dat zullen wel brandbommen geweest zijn. velen hadden schoppen bij zich en groeven die dingen op. Ik vond er ook één en er was een jongeman zo vriendelijk die er voor mij uit te halen. het onderste stuk was zeshoekig en verzwaard, terwijl het bovenstuk was leeggebrand. Wat er opstond weet ik nog vrij goed, Novabase 1942. Er werd al gauw gezegd dat het een Duits fabrikaat was, maar wie het weet mag het zeggen. Het zal wel een nood afworp zijn geweest.

Met het eieren zoeken vonden we in het Fochteloër-veen ook nog een bomtrechter, waarvan ik denk dat velen dat niet bekend zal zijn. Ook werd de veronderstelling geuit dat kamp Ybenhaer het doelwit was geweest. Ik geloof dat niet, het was geen militair doel en het stond op dat moment leeg. Bovendien was de bom dan wel slecht gemikt. De ontplofiing hebben we niet gehoord, dat was later wel het geval met een bom die in het hooiland viel. Dat moet achter de boerderij van Anne van Rozen geweest zijn, in November of December 1944. Ik werd wakker van het geluid van een laagvliegend vliegtuig met direct daarop een daverende ontploffing, het was of de bedstede waarin ik sliep over de kop ging. Het merkwaardige was dat ik het vliegtuiggeluid na de klap niet weer heb gehoord. Een onderduiker die naast mij sliep en ook wakker was geworden zei meteen dat het een bom was.

Wat er nog meer uit de lucht kwam vallen was een soort zilverpapier, soms hele grote stroken, maar ook wel kleine en soms nog gebundeld. Dat lag dan allemaal op het land te schitteren en de bedoeling was om het radioverkeer van de Duitse vliegtuigen te verstoren. Reserve benzinetanks, waarmee de jachtvliegtuigen verder Duitsland in konden vliegen werden op de terugreis afgeworpen en kwamen hier ook wel terecht.

Op gezette tijden werden er strooibiljetten uitgeworpen, zoals het maandblad “De wervelwind” en “De vliegende Hollanders", en verder nog veel andere mededelingen. Ik had een hele verzameling maar na bezoek van Duitse soldaten vond mijn vader het verstandig om de zaak op te ruimen. Dat is dan ook gebeurd, maar ik vind het nog steeds erg jammer.

Op een middag, toen we naar een stuk land gingen te melken in het Fochteloërveen (in Oktober 1944) zagen we op de plek, waar later de boerderij gebouwd is van M.v.d.Veen, een vrachtauto staan. Een vreemde plaats, en we zagen allemaal mensen in het veld lopen, die zo af en toe wat kleurigs omhoog tilden. Later hoorden we dat het om een wapendropping ging voor de ondergrondse, waar dus niet veel van terecht gekomen is.

Wat we ook een tijdlang ‘s avonds konden zien, was het opstijgen van de V1. Wel wisten we eerst niet wat het was, het was een vurige bol met een rookpluim recht omhoog. Dat gebeurde vanuit Gaasterland en ook wel in de buurt van Zuidwolde, daar gingen er op een middag 3 zowat tegelijk omhoog. Wat we vanuit Fochteloo ook konden zien was het bombardement van het vliegveld Havelte. Ik heb kunnen uitzoeken dat dit 's morgens op 24 Maart 1945 gebeurde en uitgevoerd werd door 114 - B17 bommenwerpers. Als u daar in de buurt van de hunebedden komt, kunt u de kraters nog aantreffen.

In Maart 1945 zal het ongeveer zijn geweest dat er weer veel bommenwerpers overkwamen vliegen. Dat was verder niet zo bijzonder, maar nu wel, want er werd niet in formatie gevlogen, waar je ook in de lucht keek, zag je een bommenwerper. Het was een indrukwekkend gezicht en toen ze eindelijk voorbij waren, werd het even stil maar voor lang, want toen kwamen er weer veel vliegtuigen die wel in formatie vlogen. Dat ontlokte onze onderduiker de uitspraak, dat ze nu blijkbaar van plan waren om heel Duitsland plat te gooien.

Als de bommen werpers terugkwamen was het vaak de gewoonte dat de begeleidende jagers laag gingen vliegen en op treinen of vrachtwagens gingen schieten. Dat was vooral in het laatst van de oorlog het geval. Zo werd in de Weperpolder bij het Goudmeer al eens een vrachtwagen beschoten, maar niet geraakt. Vooral de laatste weken, voordat we op l3 April werden bevrijd, zagen we vaak deze beschietingen. Soms met zes of zeven achter elkaar doken ze om beurten naar beneden en dan hoorde je het geratel van de mitrailleur.

In het begin van April 1945 waren er nog enige tijd Duitse soldaten bij boeren ingekwartierd te Fochteloo. Ze waren doodsbang voor de laagvliegende vliegtuigen. In het huis van Jacob Oosterkamp, toen nog een boerderij, waren nogal wat Duitse soldaten en op weg naar de veldkeuken die achter het huidige cafe “t Korhoen stond, liep men zo veel mogelijk onder de bomen. Daar zat toen nog niet veel blad aan. De veldkeuken had men zo goed mogelijk gecamoufleerd.

Op de Norgervaart was toen op een gegeven moment ook weer een beschieting door jagers aan de gang. Als jongens zaten we daar natuurlijk naar te kijken, een Duitse soldaat zag dat en hij zei tegen ons dat wij dat nu wel mooi vonden, maar dat wij nog niet wisten wat Krieg was, hij zal wel gelijk gehad hebben.

Toen het in April in deze omgeving steeds drukker werd met laagvliegende vliegtuigen en we af en toe zware ontploffingen hoorden kregen we het gevoel dat de bevrijding aanstaande was. Op een avond vertrokken de aanwezige Duitsers in Fochteloo in grote haast en niet lang daarna waren we bevrijd. Daarmee was de oorlog nog niet voorbij en de vliegtuigen bleven tot aan de Duitse overgave doorvliegen. De mensen die de oorlog bewust hebben meegemaakt zal dit altijd bijblijven.

Men zal het wel nooit meer meemaken, die grote aantallen vliegtuigen in de lucht, dat is maar goed. Ondanks dat ze gebruikt werden voor vernietiging van mensen en andere doelen was het steeds een enerverend gezicht.

Jan Oosterkamp



NAAR INDEX

Onderduikers op de Vogelrijd door Jan Oosterkamp.

ONDERDUIKERS OP DE VOGELRIJD 1944.

In deze omgeving waren veel kampen vande N.A.D., de Nederlandse ArbeidersDienst. Ook weer een bedenksel van de bezetter, en wat daar nu precies het nut van was weet ik ook niet. Het kwam er op neer dat jongemannen van l8 jaar vrijwillig of verplicht een half jaar als het ware onder dienst kwamen.

Zo ook in kamp Oranje, dat toen natuurlijk nog niet zo genoemd werd. Volgens mij kwam de eerste lichting hier in Januari 1943, en in die tijd mocht men één keer met verlof. 's Morgens ging men in een daarvoor aangewezen werkobject hei spitten. Verder was er veel exercitie, uiteraard met een schop in plaats van een geweer, dit alles begeleid met veel gezang. 's Woensdags en 's zaterdags was men 's avonds vrij en op de zondag kwam daar de middag nog bij.

De vraag was dan wel waar je naar toe moest, veel was hier niet te beleven. Oosterwolde had in die tijd nog een bioscoop, daar moest je dan wel lopende naar toe. Verder was er nog het plaatselijk café Bruggen, maar velen probeerden met inwoners van Fochteloo in contact te komen. Tegen alle verwachtingen in lukte dat heel goed, men had hun verteld dat in Friesland alleen maar stugge en onvriendelijke mensen woonden.

Niet iedereen wilde daar drukte mee hebben,maar bij de meeste inwoners waren ze welkom. Sommigen hadden er zelfs al te veel en men bezocht eerst de mensen die aan de straat woonden. Deze maakten de jongens er op attent dat er nog veel huizen in Fochteloo een eind van de weg af stonden.

Het duurde niet lang of bij ons kwam er ook al een, afkomstig uit Oosterbeek. Het beviel uitstekend en na de oorlog is hij met zijn vrouw nog vaak bij ons geweest. Ook na zijn overlijden zijn de contacten met de familie nog niet verbroken.

Later kwamen er weer andere lichtingen, en vaak waren het jongens uit Den Haag of Limburg die 's avonds even een kopje koffie kwamen drinken. Iets eten was ook welkom, want we hadden wel het idee dat het rantsoen in het kamp niet zo royaal was. Het laatste halfjaar kwam ook weer een Hagenaar bij ons op bezoek.

Na de luchtlandingen op 17 September 1944 bij Arnhem had men plannen om de arbeidsdienst daar naar toe te sturen voor het graven van loopgraven. Zover is het niet gekomen, het werd uiteindelijk Smilde, waar ook veel verdedigingswerken werden gegraven. Onze arbeidsman had daar niet veel zin in en kwam op een morgen in alle vroegte bij ons, met zijn hele hebben en houden. Hij vroeg mijn vader of het niet mogelijk was om bij ons onder te duiken. De oorlog zou toch gauw afgelopen zijn, dat dacht iedereen toen, en mijn vader vond dat wel goed. Hij kon dan meteen helpen met het rooien van de aardappelen. Helaas liet de bevrijding die zo nabij leek, nog lang op zich wachten.

's Avonds brachten we de tijd door met dammen en soms met de buurjongens en bij hen deden we het spel monopoly. Naarmate de tijd vorderde, was het steeds meer uitkijken geblazen. Geregeld zag je mensen van de landwacht.

In het huis “De Balhof” van burgermeester Bontekoe op het Oost in Oosterwolde werd ook een aantal Duitse soldaten gelegerd. Op het huis ernaast, “De Iemhof”, had men toen op het platte dak een uitkijktoren gebouwd. Deze Duitsers waren ook geregeld op pad, op zoek naar onderduikers en naar mensen uit verzet. Ook ons wisten ze te vinden, zo zou later blijken.

Op eerste Kerstdag zagen we, 's morgens toen het licht werd, Duitse soldaten de nu verdwenen boerderij van de heer Piekeboer verlaten. Die boerderij stond aan een zandweg achter het huis waar nu Jac. Dokter woont. Later kwam de heer Piekeboer ons vertellen dat de Duitsers huiszoeking hadden gedaan. Hij wist dat we een onderduiker hadden en het was in verband daarmee wel goed dat we een andere plaats voor hem zochten. Een goed advies, maar verwacht werd dat ze de eerstkomende dagen niet terug zouden komen.

Maar de andere morgen was het al zover, om vijf uur werd er op de deur gebonsd, en jawel, daar waren de Duitsers van de Balhof. Het huis was omsingeld, en men had een hond bij zich. Ik zal me dat blijven herinneren als een van de meest angstige ogenblikken uit mijn leven. Nadat mijn vader de deur had geopend, kwamen twee Duitsers de kamer binnen.

De een was wat wij noemden “het kleine commandantje”, en zo te zien een echt nazifiguur. De andere sprak goed Nederlands en gedroeg zich toch wel beleefd en fatsoenlijk. De onderduiker, die ook Jan heette en naast mij sliep, nam alles nogal vrij rustig op. Hij werd meteen gelast het bed uit te komen en zijn ausweis te laten zien. Met zo”n ausweis op zak werd je vrijgesteld van werk in Duitsland of de wehrmachtswerken. Hij had dat niet, mijn vader wel, er werden nogal wat overbodige vragen gesteld, want het bleek dat ze goed op de hoogte waren van ons doen en laten. In elk geval werd onze onderduiker meegenomen. Hem werd zelfs toegestaan zijn uniform van de arbeidsdienst aan te trekken maar niet de overjas. Dat was hij niet meer waard oordeelde de commandant. Het was toen wel winter, we konden zelfs schaatsen, maar eenmaal buiten gaf de ene soldaat, die bij mij nogal gunstig overkwam, hem al gauw toestemming de overjas aan te trekken. Jan werd opgesloten in het gemeentehuis waar mijn vader nog door bemiddeling van de toenmalige Conciërge de Boer bij hem op bezoek is geweest.

Een poosje later werd hij overgebracht naar Crackstate in Heerenveen, een voornaam herenhuis en nu gemeentehuis. Toen was het een berucht oord, de daar aanwezige SS soldaten werden zeer gevreesd. Al gauw daarna kwamen mensen uit Oosterwolde die ook opgepakt waren geweest in Heerenveen ons de groeten overbrengen van Jan Tap, met de mededeling dat hij het goed maakte.

Dat was dan wel betrekkelijk want er waren veel verhoren. Als men al een sigaret wist te bemachtigen dan werd die soms met twintig man opgerookt Een andere bezigheid in de gevangenis was een wedstrijd wie de meeste luizen kon vinden. Het grootste aantal moet tachtig geweest zijn. Jan werd gedreigd met deportatie naar Duitsland, maar het vervoer was zo slecht dat hij uiteindelijk werd overgebracht naar het vliegveld Havelte.

Op een zondagmorgen, het zal wel in het laatst van Januari 1945 geweest zijn, het regende dat het goot kwam Jan tot onze grote verbazing het pad naar ons huis infietsen. Grote vreugde natuurlijk maar eigenlijk wilde hij niet in de kamer komen, want zo bekende hij: ”Ik ben al die tijd nooit goed gewassen en zit onder luizen. Mijn moeder had voor bijzondere gevallen nog wat groene zeep bewaard en wist dat probleem in de stookhut wel op te lossen. Jan was nogal een gehaaide jongen en kwam in het vervolg elke zaterdag terug van Havelte.

“Als ik nog eens een stuk spek kan krijgen en een pakje tabak, laten de Duitsers zich wel omkopen en kan ik mijn persoonsbewijs waarin zich nog geen enkel stempel bevindt wel terugkrijgen.” Een en ander werd geregeld en zo kwam hij weer terug in Fochteloo. Met dat persoonsbewijs heeft hij zich toen gemeld voor het kappen van bomen in de Compagnonsbossen in Ravenswoud. Met dat schone persoonsbewijs was dat werk legaal.

Nog twee mannen uit de buurt hebben toen datzelfde gedaan en gedrieën gingen ze dan lopende dwars door de Tachtig Bunder naar het werk. De prestaties waren geweldig. Met drie man werden per dag vijf bomen gekapt. Ze kregen zelfs brood mee naar huis, dat was zure kuch en het smaakte nog goed ook.

Niet lang daarna werden we bevrijd en was dit avontuur voor ons allen goed afgelopen. Jan woont ook nu nog in Den Haag, vlak bij het Paleis Noordeinde. We hebben na al die jaren nog steeds contact met elkaar.

Jan Oosterkamp



NAAR INDEX

Oorlogsverhalen door Jansje Hoogeveen.

OORLOGSVERHALEN.

Ook in Fochteloo vonden huiszoekingen plaats, zo ook bij de familie Hoogeveen.

Hiltje Hoogeveen van Rozen en haar dochter Jansje waren aan het bieten raspen voor het maken van stroop. Er kwamen twee Duitse soldaten het erf op, zochten eerst buiten en daarna binnen naar onderduikers. Er waren op dat moment twee op hun schuilplek.

Dat was een hol in een bult lang gras buiten het erf. Ze werden gelukkig niet gevonden. Een van de onderduikers was zijn gouden ring verloren in het hol. Jaren later werd deze ring bij het voeren weer teruggevonden.

Meestal waren ze aan het lezen of kaarten. Ook rookten ze zelf gekweekte tabak. Ze hadden de voeten op een plaatstoof. In de plaatstoof werden hete kolen of turven gelegd. Zo werden ze toch nog een beetje warm.

Dochter Jansje moest 's nachts in haar overal slapen, want in geval van onraad moesten de onderduikers naar het hol en moest Jansje in hun kamer, dan leek het alsof ze van de stal kwam.

De laatste tijd van de oorlog kwamen er zo nu en dan ook andere onderduikers en een evacué uit Limburg. De laatste weken van de oorlog werd de situatie ietwat kritiek. Aan de overkant van de weg werden Duitse soldaten ingekwartierd. Gelukkig liep alles goed af.

Kleding was schaars in de oorlog. Er werd bijvoorbeeld van een herenkostuum een damesmantelpakje gemaakt. Jassen werden uit elkaar getornd, gekeerd, daar werd een nieuwe jas van genaaid. Dames liepen op herenschoenen, want daar waren geen bonnen voor nodig. Ook na de oorlog waren er nog veel dingen, enkele jaren op de bon.

Jansje Hoogeveen.



NAAR INDEX

Oorlogsverhalen door Jacob Bult.

Oorlogsverhalen van Jacob Bult.

In april van het jaar 1942 arriveerden de eerste joden. Het Hitler regime begon steeds harder te worden. Ze hadden allemaal een gele ster op hun kleding. Lopende kwamen ze vanaf het tramstation in Oosterwolde, hun koffers voort zeulende. Het waren er zo'n 40 a 50 mannen. We beseften toen nog niet welk noodlot deze mensen boven het hoofd hing. Ze moesten overdag werken bij boeren op het land, heide spitten moesten ze ook.

Het stuk land vlak achter kamp Ybenhaer, eerder van Stoker, nu van Natuurmonumenten is gedeeltelijk door deze mensen ontgonnen. Dit stuk land wordt ook wel de Jodenhoek genoemd.

Op een kwade dag, het was 6 sept. 's middags tegen half zes, kwamen er 2 Duitse overvalwagens met Duitse soldaten. De joden kwamen direct daarna terug v.h. aardappelrooien, ze wisten er al iets van en durfden eigenlijk niet naar het kamp terug. Ze bleven bij ons achter het huis staan bij het hulsebosje, de weg liep toen nog bij ons huis langs.

De Veenweg was er toen nog niet zoals hij nu is. Na onderling overleg zijn ze toch gegaan, na ons later is verteld op een paar na die zijn er vandoor gegaan. Toen zij in het kamp aankwamen werd hun verteld dat zij naar Westerbork gingen, om met hun vrouwen en kinderen herenigd te worden. Die nacht, het liep al tegen de morgen, zijn ze afgevoerd, ze moesten lopen naar het tramstation in Oosterwolde. Dat ging gepaard met veel wapengekletter, gevloek en geschreeuw. Hun koffers konden of mochten ze niet meenemen.

Toen het licht werd lagen er allemaal koffers langs de kampweg, het waren er zeker 30 stuks. Op last van de gemeentelijke overheid moest mijn vader de koffers bij elkaar zoeken, hij moest ze afleveren bij de Ambachtsschool aan de Rijweg in Oosterwolde een wagen vol. Daar zijn ze opgeborgen, wat de Duitsers er mee gedaan hebben zal voor ons een raadsel blijven.

In Westerbork zal het een blij weerzien geweest zijn. Doch toen de gezinnen eenmaal herenigd waren begon de droeve tocht naar de kampen in Duitsland. Voor de meesten of allen werd het hun laatste reis die eindigde in de gaskamers.

Het heeft veel indruk op mij gemaakt, wat ik ook niet weer vergeet.

Jacob Bult.



NAAR INDEX

Oorlogsverhalen door J. Dokter

OORLOGS VERHALEN van dhr. J. Dokter (92 jaar)

Vlak voordat de oorlog uitbrak was er een luchtbeschermingsdienst in het leven geroepen. Deze had als taak het luchtruim goed in de gaten te houden ,en er op toezien dat de huizen goed verduisterd werden. De schoolmeester dhr. Scheper stelde een groep samen.

In die tijd had de schoolmeester een belangrijke functie in een dorp. De nacht voordat de oorlog uitbrak had dhr. Dokter dienst tot twaalf uur 's nachts. Men hoorde al van verre kanongebulder. Er kwam 's avonds een vliegtuig over en die schoot een vuurbal/kogel. Ze schrokken zich lam, heel Fochteloo en Appelscha was verlicht. Later bleek het om een Duits verkenningstoestel te gaan. Om 600 uur in de morgen arriveerden de eerste legerauto's. De luchtbeschermingsdienst werd na het uitbreken van de oorlog opgeheven.

De dhr. Dokter had in het begin v.d. oorlog twee onderduikers uit Amsterdam. Deze jongens hadden een oproep gekregen om in Duitsland te gaan werken. Dit waren echter enorme lummels, die dachten zich uit te leven op het platteland. Ze hadden hele verhalen bij de dorpskapper. Dhr. Dokter kon niets met deze jongens beginnen, hij heeft ze weggestuurd. Hij heeft later ook nooit meer iets van ze vernomen. Later kreeg dhr. Dokter nog twee onderduikers, dat ging heel goed. Het contact is na de oorlog gebleven. Ze zijn helaas beiden al overleden.

Een ieder die in het bezit was van een radio moest hem inleveren. Dhr. Dokter leverde zijn slechte toestel in bij de handelaar een (N.S.B er ) en vroeg hem een goed toestel terug te leveren. Dit durfde hij te vragen omdat hij de handelaar goed kende en er op vertrouwde dat hij het niet zal verraden. Zo kon dhr. Dokter in de oorlog naar radio Oranje luisteren. De politie uit Appelscha kwam ook meeluisteren. Dhr. Dokter was met alles goed op de hoogte. Hij had contact met de geheime dienst uit Oostenvolde.

Er werd een commissie samengesteld onder leiding v.d. schoolmeester dhr. Scheper om geld in te zamelen voor de spoorwegstakers. Bij de spoorwegen werd zo halverwege de oorlog gestaakt. Met als doel de export te belemmeren en dat er geen joden meer werden afgevoerd. Men kreeg toen in de gaten wat er met de joden gebeurde. De mannen die staakten moesten onderduiken, en er moest eten e.d. komen. De gezinnen hadden geen inkomsten meer, en geen voedselbonnen. De commissie ging geld inzamelen voor de stakers. Dhr. Dokter en nog een persoon uit Fochteloo gingen op pad, de ene liep het Zuideinde de andere Noordeinde.

Ze gingen alleen naar de mensen waarvan ze wisten dat ze het missen konden. Er werd F 250,- per gezin gevraagd, dat was een heel bedrag in die tijd. De man met wie dhr. Dokter deze klus zou klaren, haakte bij de eerste deur al af ,hij was bang dat de Duitsers er achter kwamen. De schoolmeester en nog een bekende van dhr. Dokter hebben het gezamenlijk afgemaakt. Men haalde maar liefs F 7000,- op.

Dhr. Dokter heeft drie werkpaarden moeten inleveren in de oorlog. Hij had nogal wat land te bewerken en kon via een garageman uit Appelscha een tractor kopen. Deze moest echter helemaal uit Antwerpen komen. Hiervoor had dhr. Dokter benzine en petroleum nodig. Voor het starten was benzine nodig en verder liep de tractor op petroleum. Deze brandstoffen waren moeilijk te krijgen. Dhr. Dokter kreeg via de bureauhouder op aanvraag de brandstoffen toegewezen. Hij had hier te veel aan en verstopte het overschot, dit verkocht hij door voor een schappelijk prijsje.

Na een paar maanden werd deze tractor al weer gevorderd door de Duitsers. Nu zat dhr. Dokter weer met een probleem, hij ging zijn beklag doen bij de bureauhouder. Hij kreeg later een drachtige merrie toegewezen, voor de taxatieprijs kon dhr. Dokter deze merrie kopen.

Tegen het einde van de oorlog heeft dhr. Dokter evacuées uit Limburg in huis gehad. Het ging om een rooms gezin met drie kleine kinderen. Meester Scheper zat met dat gezin in de maag, hij kon daar geen plaats voor vinden. Dhr. Dokter zag er eerst wel wat tegen aan. 5 personen erbij en zwaar katholiek. Maar het ging heel erg goed, het contact is na de oorlog gebleven. De ouders zijn inmiddels overleden. De kinderen uit dat gezin zijn van plan om met de hemelvaart dhr. Dokter in Fochteloo op te zoeken. Hier verheugt hij zich op.

In september na de oorlog kreeg het gemeente bestuur bericht dat uit alle dorpen uit Friesland een of twee afgevaardigden , naar Leeuwarden mochten komen om koningin Wilhelmina te ontmoeten. Het moesten afgevaardigden zijn die actief waren geweest in de oorlog. Dhr. Dokter had de eer om Fochteloo te vertegenwoordigen.

Men ging met een groep met de vlag van Ooststellingwerf langs het stadhuis bij de Koningin langs. Het was een hele optocht met allemaal groepen uit heel Friesland. Dhr. Dokter heeft de Koningin van heel dichtbij gezien, maar ze had helaas geen tijd om met een ieder een babbeltje te maken. Het was een hele belevenis en Koningin Wilhelmina was een pittige dame volgens dhr. Dokter.

J. Dokter.



NAAR INDEX

Paardenvordering op 5 febr. '45 door R. Bult.

PAARDEN VORDERING OP 5 FEBR. 1945. door R. Bult.

De burgemeester van Ooststellingwerf maakte bekend in opdracht van de Duitse weermacht, dat alle paarden van 3 tot 24 jaar met goede halster en halsterstrengen moesten worden voorgebracht achter het station N.T.M. te Oosterwolde op maandag 5 febr. a.s. te 9.00 uur.

Er was al eens eerder een paard van mij gevorderd en ik moest er nu met mijn laatste paard naar toe. Daar het paard geen gebreken had werd het natuurlijk goedgekeurd. Omstreeks 4 uur kreeg mijn vrouw bericht dat ik mee moest naar Assen met nog 8 mannen om 27 paarden naar Assen te brengen. We waren dus met 9 man. ieder met 3 paarden, met halster aan elkaar gebonden.

Het werd al vroeg donker, er daar er vanwege de vijandelijke vliegtuigen geen licht op mocht, was het nogal een barre tocht, ook te meer om de mangaten die aan de weg gegraven waren, daar raakte ook wel eens een paard in. Voor en achter ons liep een Duitse soldaat met geweer. Toen we ongeveer Smilde genaderd waren, haalde een Duitse soldaat een boer van de stal. Die moest ons als de paarden gestald waren, terug naar huis brengen.

De paarden werden gestald in de kazerne in Assen, dat was een moeilijk en gevaarlijk karwei, zonder goed licht alleen een paar zaklantaarns en allemaal vreemde paarden bijelkaar. Dat is zonder ongelukken gebeurd, onze Ausweis die ze in Oosterwolde ons hadden afgenomen kregen we weer terug. De boer die ons weer terug naar huis brengen moest stond voor ons klaar.

Een eindje op de terugreis kwam ons nog een groep paarden tegen, met daar achter een kleedwagen van brandstofhouder B.Luiting van Oosterwolde. Wat deden die mannen die bij ons op de wagen zaten: zij sprongen bij ons van de wagen en gingen weer terug in de overdekte kleedwagen.

Ik zei tegen die boer die ons terugbrengen moest, " ik ga niet terug, ik ga met u terug". Maar toen de boer bij de boerderij Was, zei hij tegen mij" zie zo ik ben thuis", ik stapte van de wagen en ging lopend in de nacht naar Fochteloo. Mijn vrouw werd wel wat ongerust toen ik om een uur nog niet thuis was. We hadden een baby van een week of drie en die moest 's nachts nog een voeding hebben. Het was half drie, toen hoorde ze mij aankomen lopen. We mochten na achten niet meer op straat, ik ben ook geen mens tegen gekomen.

R. Bult



NAAR INDEX

Evacuées door Jansje Hoogeveen.

EVACUÉES door Jansje Hoogeveen.

Begin februari 1945 kwamen hier in Fochteloo een paar evacuees uit Gelderland. Dit kwam door het hoge water in de rivieren. Dit was niet de eerste keer. dat hier in Fochteloo evacuees waren. In het laatste deel van de oorlog kwamen hier mensen uit Limburg en wel uit Roermond.

Dooroorlogshandelingen moesten deze mensen het huis verlaten. Ze trokken door Duitsland naar Groningen. Het was een barre tocht. In Oosterwolde was een opvangcentrum, ik hielp daarbij. Het was geen prettig gezicht hoe de mensen eruit zagen. Velen hadden luizen en schurft. Als er teveel luizen waren, moest het haar eraf Anders kregen ze een soon tulband op het hoofd, waaronder het natgemaakte haar. Natgemaakt, maar wel met azijn! Schurft werd door de wijkzuster behandeld.

Van het opvangcentrum gingen ze naar de mensen. Zo kwamen ze ook in Fochteloo terecht. Mijn ouders kregen een evacué. Sommigen vonden dat maar zo zo!! Maar doordat er onderduikers waren was de keus door de ondergrondse op een oudere man(Tom Jansen) gevallen. Hij zag er sjofel uit. Hij schaamde zich hoe hij eruit zag. Op bezoek bij zijn zuster in Roermond, moest er ook geëvacueerd worden. Obbicht was de plaats waar hij woonde. Ik ben na de oorlog daar geweest. Het was daar wel te wezen.

Tom Jansen (woont samen met 2 zusters) was eigenaar van boomgaarden, kersen, appels en peren. En dan die heerlijke vlaaien, die ze zelf bakken.

Het reizen in en vlak na de oorlog was niet zo gemakkelijk. Mijn moeder moest naar het ziekenhuis in Groningen. Er waren een paar auto's die nog op benzine reden. Bussen en auto's waren voorzien van een gaspot. Uit hout werd gas geproduceerd. Dat die dingen wel eens kapot gaan ondervond mijn vader toen hij op bezoek ging in het ziekenhuis. Voortaan ging hij op de fiets ongeveer 40 km.

Na de mulo ging ik naar de huishoudschool in Drachten. Dat ging met de tram Oosterwolde, hoek Makkinga, Donkerbroek, Wijnjeterp, Lippenhuizen (over de hoofdweg tussen de huizen) Hoek Lippenhuizen waar overgestapt in de tram van Heerenveen naar Drachten. Daar was ik in de kost. De weekenden kwam ik thuis. In de winter op de terugreis bleef een wagen in Gorredijk staan, want de tram moest eerst nog naar Heerenveen. We deden tikkertje om de wagen om warm te worden. De tram was niet verwarmd. Na de oorlog reed de tram niet meer, en werden we in een klein busje gepropt. Als het enigszins kon ging ik op de fiets zo'n 30 km.

Mijn praktijk adres was na de oorlog in Zuid Holland. De treinreis er heen verliep vlot. de terugreis( begon om 3 uur 's morgens) heb ik gemaakt in een cabine van een melkauto, die melk ging halen uit Overijssel. Hij zette me af in Dedemsvaart. En toen verder op de ñets met cursiebanden.

In Hoogeveen waar mijn oom en tante woonden heb ik gerust en gegeten. Na schooltijd bracht mijn oom mij een eind weg. Hij had al een fiets met goede banden. We hadden geruild. Het laatste eind weer op cursiebanden.

Het tweede adres was in Steenbergen. De terugreis ging via Brabant naar Limburg waar ik een bezoek bracht aan onze evacué. Vandaar ging ik alsvolgt naar het Noorden. Bus ,trein in Weerd overstappen over een loopbrug naar de andere trein. Den Bosch overstappen in veewagens. Men zag niets ,ze reden af en aan. Geldermalsen in de trein(postwagen). We stonden daar als haringen in de ton. Utrecht overstappen in veewagens. Zo naar Assen, met de bus naar Appelscha. De reis duurde ongeveer ll uren.

Naar de school in Deventer ging het reizen eerst ook nog niet vlot. Met de trein naar Zwolle overstappen in een lange bus over de dijk naar Deventer. Het was geen brede weg. Nadat er een bus in het midden doorgebogen was, ging het met de trein. Het spoor werd weer hersteld. In de trein was geen verwarming en soms geen licht.

Ik woonde over de IJsel en moest over de schipbrug. Maar met het invallen van de vorst (ijsschotsen in rivieren) was er geen schipbrug meer. De andere bruggen waren in de oorlog vernield. Ze waren wel met een nieuwe verkeersbrug aan het bouwen.

Hoe kwamen we aan de andere kant van de rivier. Dat ging alsvolgt: over de poortbrug (baileybrug) die de Canadezen hadden gebouwd. Tussen de rails, daar lagen platen, de politie regelde het verkeer, want het moest tussen 2 treinen door. Vooral de eerste keer was dat geen pretje, want achter mij liep een man die zei "Juffie opschieten".

In '43 deed ik Mulo examen in Assen. Annie Meesters en ik op tandem naar Assen. De anderen gingen met de tram. Daags van te voren even oefenen, na 5 meter belanden we al in een greppel. Het was mijn schuld want ik wilde ook sturen. Toen andersom, ik voor en dat ging beter. Terug van Assen ging de ketting eraf. Gelukkig hielpen jongens die ook op de fiets waren.

Wat we nu gewoon vinden, was er in de oorlog niet. Velen hadden geen elektrisch licht, dus geen t.v. radio wasmachine, stofzuiger, spelletjescomputer en al die hulpmiddelen bij het huishouden, Er waren wel een paar wasmachines, maar die moest je met de hand bedienen. Hoe die precies werkte weet ik niet. Dus met de hand wassen of erg vuile kleren van de mannen met een borstel bewerken.

Er was geen waterleiding, het water kwam uit de pomp of uit de regenbak. Geen douche of bad. Kinderen in de tobbe, groten wasten zich bij een teil. I keer in de week grote beurt en verschonen. Men had ook geen gas , koken deed men op de kookkachel dit was meteen de verwarming in de woonkeuken. Een woonkeuken is een vertrek waar men leefde, woonde maar er werd ook gekookt.

Wij hadden wel elektrisch licht maar dat mocht niet volledig gebuikt worden. Als men teveel gebruikte werd je afgesneden. Ook waren er bepaalde uren dat er geen stroom was. Met een foefje ging onze meter achteruit. Zo kon er koren gemalen worden en olie geperst. Koren en Koolzaad werd verbouwd. De dorsmachine kwam bij de boeren thuis.

Als er gedorst werd stond er een controleur bij. De Duitsers wilden weten de hoeveelheid. Gelukkig waren niet alle controleurs fout, en werd er wel wat achteruit gezet, voordat het afgeleverd moest worden.

Er werd gekookt en verwarmd met turfafval, hout, bagger, eierkolen en antraciet. De beide laatsten waren schaars of geheel niet.

Iets over de kleding , wollen gebreid ondergoed, wollen bovenkleding, gebreide kousen. In de winter waren het donkere kleuren. Zomers werd het wollen ondergoed vervangen door katoen. Zo ook de bovenkleding en wat lichtere kleding. Men had niet veel kleren. Een stel voor best een stel voor zondag een paar jurken voor de dag. Men droeg de daagse kleren een week.

Maandags was de wasdag, veel groene zeep werd daarvoor gebruikt, ook wel sunlightzeep. In de oorlog had men een soort pasta scherp spul dit werd gebruikt voor handen en vuil goed. Ook was er in het laatst kleizeep, pasta en kleizeep was zonder punten/bonnen. Kleding was op bonnen/punten.

Jansje Hoogeveen



NAAR INDEX

De Fochtel tiedens de bezetting deur Hendrik van Rozen.

DE FOCHTEL TIEDENS DE BEZETTING. deur Hendrik van Rozen.

Ik bin vraogd deur Corrie Boonstra om wat te schrieven over De Fochtel tiedens de Duutse bezetting 50 jaor leden.

Now bliekt dat d'r hier gelokkig niet vochten is. Ien keer hebben ze tiedens een razzia, doe de mei staeking an de gang was en een perti'j melkbussen omgooid binnen, iende van de Knolle in et bien scheuten.

Wat ik nog goede wete is, dat alle vee en bouwlaand op pepier zet is, zodat de Duutsers de boeren dwingen konnen vee en koren an de Gestapo te leveren. Varkens en koenen wodden blikt. Mitlopers van de Duutsers, de CCD, mossen de blikken controleren. Ze stonnen aachter de döskmechienes zakken zaod te tellen, matten et laand op, zodat ze percies wussen wat d'r verbouwd wodde.

De boeren mossen een stok of wat koenen leveren an de bezetter. Elke boer mos huj leveren en eerpels naor Appelsche brengen. Doe de benzine van de Duutsers op raekte, wodden de peerden ok voddert.

Mien vaeder hadde drie peerden, twie drachtige schimmels en een Friese ruun. Disse run was vieftien jaor en haost iederiene was d'r al mit op 'e loop west. Ien keer midden in Appelsche, de eerpels laggen van Hulst tot et Compagnonshotel an de kaante van de weg. Mien vaeder zee, ik wil die beide merries niet kwiet.

Hi'j gong naor ome Abel toe, die was heufd van de schoele in Elsloo. Onderwiezers hadden goed om inkt uut te wissen. Ome Abel hadde al een protte boeren uut Elsloo geriefd deur de dekbewiezen te veraanderen, zodat de merries zeuven maonden of meer drachtig weren. Dan wollen de Duutsers ze niet meer hebben.

Hí'j was de grootste dekbewiezen vervaalser van de gemiente wodde d'r zegd. De dag veur de voddering kwam ome Abel nao schoeletied anzetten. Hí'j hadde drie potten inkt en een peer pennen mitneumen. Want de kleur van de inkt mos op de inkt en et haandschrift van de hingstehoolder lieken. Vakkundig wiste hi'j de maond op het dekbewies uut en vulde et opni'j in. Daor durf ik wel mit naor de Duutsers toe, dat zien ze nooit, zee mien vaeder.

De volgende dag om een uur of achte kwam d'r al een boer langes mit zien peerd. Hí'j reup naor pappe die bi'j huus ston. ' Moet ie nog niet naor de voddering'?'. 'Nee, nog niet, de peerden moeten eerst nog een peer aarms vol huj op vreten, dan lieken ze dikker.' Bi'j de buurman stopte de man mit et peerd weer. Hí'j vreug of buurman nog niet mit zien peerd henne gong. "Nee, ik gao niet henne, want ik hebbe mar ien peerd, ik kan him niet missen.'

De voddering was bi'j et tramstation waor now de Pits is. Jan Wijshake ('Wieshokke' zeden de meensken), was peerdekoopman en hadde in Duutslaand woond. Hí'j taxeerde de peerden en kon mit de Duutsers praoten. D'r ston een hokkien op et terrein. D'r wodde drekt betaeld.

Doe oonze peerden an de beurt weren, gong Jan Wieshokke mit de dekbewiezen naor een Duutse officier. Hi'j kwam drekt weeromme en zee tegen pappe: 'Jan, ie gaon jow ruun kwiet, de merries kunnen ze niet bruken. Pappe mos even hen en weer lopen mit et peerd om te kieken of hi'j kreupel was. Doe hi'j weeromme kwam, ston d'r een snotjonge (ze zeden dat hi'j van de Hitler jugend was) al klaor om mien vaeder et leidsel uut de hanen te scheuren. Hí'j bleef nog even verbouwereerd staon, maar hi'j was him al kwiet.

Hí'j kon twaelfhonderd gulden ophaelen bi'j et loket. Et kon wel uut veur de Duutsers: een dier veur een haandvol pepier. D'r weren zo veule peerden voddert, dat ze konnen niet allemaole in de tram.

Drommen meensken stonnen d'r omme toe. Iederiene wol zien wie zien peerd kwiet gong. Inienend steuven ze uut mekeer. De Duutsers mossen jonge meensken hebben om een veertig peerden naor et station in Assen te brengen.

De boer, die zo vroeg mit zien peerd bi'j het pad was, hadden ze ok te pakken. Mar hi'j hadde een blauwe maendag naor de Mulo west. Opiens begon hi'j mank te lopen en hi'j reup 'krank, krank'. De Duutsers leuten him doe mar lopen.

Nao de oorlog kon elke boer die een peerd kwiet raekt was een aander peerd ophaelen. Omdat mien va nog twie peerden overholen hadde, was hi'j et laest an de beurt. D'r bleef nog een oolde kedde over. Gien iene wol him hebben, behalve mien vaeder. Hi'j kon haost niet lopen, mar doe hi'j bi'j de aandere peerden in 't laand kwam, veegde hi'j om him henne, dat kon hi'j nog wel.

Op een zundagmorgen kwam grote Hidde van Klaozinge. Hi'j wol de kedde wel kopen. De oolderen onder oons hebben alle maole grote Hidde wel kend. Hi'j kon machtig mooi vertellen. Hi'j zat al gauw an de borrel, want ik hadde drie ooms op 'e Smilde die kefehoolder weren. Daoromme hadden ze bi'j oons thuus de hiele oorlog deur wel wat onder de kurke. Grote Hidde vertelde dat hi'j nog mit IJe Wiekstra an et streupen west was.

Ok vertelde hi'j over iene die mit de helm geboren was. Bi'j de geboorte hebben ze dan een vlies veur et heufd. Zokke meensken konnen veule meer dan gewone meensken. Op tachtig jaorige leefiied sprong disse kerel nog over een sloot van drie meter mit stek d'r om henne.

Grote Hidde overdreef wel es wat. D'r weren boeren die nao de oorlog mit een kroje vol pepiergeld naor de sanering gongen. Mar minister Lieftinck was slim. Alle geld mos inleverd wodden en iederiene kreeg een tientien. Et tientien van Lieftinck. Elk huus kon him d'r een weke mit redden.

Laeter wodde naogaon of de burgers et eerlik verdiend hadden of dat d'r ook zwat geld bi'j was. Iene dee niks aanders as krimmeneren. Hi'j was alles kwiet. 'Is me dit een meniere' zee hi'j. Ik hebbe et mit de lepel binnenhaeld en Liefiinck haelt et me mit de schoppe weer of.'

Al mit al moet ik zeggen dat De Fochtel gelok had het. Bi'j mien weten is gien iene omkommen en d'r is ok niks vernield. Afijn, ik gao now mit dit epistel naor Otto de Vent, want ik kan wel Stellingwerfs praoten, mar niet schrieven. Hi'j zal de fouten d'r uut haelen. Hatstikke bedaankt, Otto!

Hendrik van Rozen



NAAR INDEX

Enige wederwaardigheden over de oorlog van Sake Heeroma.

ENIGE WEDERWAARDIGHEDEN OVER DE OORLOG VAN Sake Heeroma.

Dhr. Sake Heeroma vertelde o.a. dat er een groep Duitsers bij Wolter Bruggen aan het eind van de oorlog was ondergebracht. Er was ook een keukenwagen bij het café neergezet, deze wagen voorzag de Duitsers van eten. Toen Sake samen met nog een paar andere jongens te dicht bij deze keukenwagen kwamen, ze waren natuurlijk nieuwsgierig, kwam er plotseling een Duitser uit het cafe stormen en deze riep 'Weg Mensch, ich schiesz mein Gewehr ab.'

Ook waren er een stuk of vier, vijf Duitsers bij de Fam. Heeroma in huis. Sake is een keer met een van deze jonge Duitse Soldaten meegeweest om een ree te schieten, maar zonder resultaat. Ook wees Sake nog op een haas in het veld, maar deze werd ook door de soldaat gemist. De leeftijd van deze soldaten was ongeveer twintig jaar.

Het contact met deze soldaten was redelijk. Deze Duitse soldaten vertrokken onmiddellijk bij de Fam. Heeroma toen een van de soldaten thuiskwam met het bericht, dat de Franse Para's waren geland in Appelscha.

Ook bij Sipke Hof waren Duitse soldaten ingekwartierd. Deze hadden nog kans gezien om tijdens hun snelle aftocht alle Barnevelders(kippen) mee te nemen.

De broer van Sake, Jan Heeroma ontsprong de dans om te werk te worden gesteld door onder te duiken. Hij had het werk op het land snel in de steek gelaten toen hij de Landwacht bij hun boerderij zag lopen. Hij vluchtte precies de andere kant op dan de Landwachtwachters kwamen. Samen met Jan Tap vluchtte hij over de landen naar het hok van Kleistra.

Jan Heeroma was ondergedoken bij Klaas Bruggink in Donkerbroek. Echter zijn broer Jelke werd als plaatsvervanger aangewezen. Hij moest loopgraven maken in Smilde. Hij had een fiets meegenomen maar deze werd hem snel afgepakt.

De Joden uit het kamp kwamen weleens om eten te vragen bij de Fam. Heeroma. Ze kregen natuurlijk altijd wel wat te eten bij hun, zei Sake. De taak van de Joden bestond hoofdzakelijk uit het graven van sloten door het veen.

Toen Fochteloo bevrijd was, was er een groot feest bij Wolter Bruggen samen met de evacuees, die in Fochteloo waren ondergebracht. Sake was in die tijd veel in het veld te vinden om eieren te zoeken samen met andere jongens. Deze eieren leverden ze in bij notaris, Cammenga, hiervoor kregen de jongens geld voor, dit zetten ze gezamenlijk op een bankrekening. Na de oorlog hebben ze het weer verdeeld onder elkaar.

De Lagere school ging gewoon door, ze kregen les van meester Oosterkamp en later van meester Scheper.

Sake Heeroma.



NAAR INDEX

Overdruk 'vrijstelling van vordering' van de klokken te Fochteloo.


NAAR INDEX